Als hobby-schrijver met daarnaast een gezinsleven en een baan (en nog wat andere hobby's), vraag ik me wel eens af hoe de groten der aarde het deden. Hoe combineerden zij hun schrijverschap met het dagelijks leven? Een duik in de geschiedenis levert verrassende inzichten op.
De vroege vogels en de nachtuilen
Charles Dickens (1812 - 1870) was een man van strikte gewoontes. Hij schreef altijd tussen 9 uur en 14.00 uur en dat in volledige stilte. Zijn bureau moest perfect opgeruimd zijn, met alle ornamenten precies op de juiste plek. Als iemand zijn papieren ook maar een centimeter verschoof, was zijn dag volledig verpest. (Dickens en flexdesken? Het zou een ramp zijn!) Na het schrijven maakte hij lange wandelingen door Londen. Veel van wat hij hij tijdens deze wandelingen zag, komt terug in zijn verhalen. Dickens noemde Londen daarom zijn "magische lantaarn".
Ernest Hemingway (1899 - 1961) stond steevast om zes uur 's ochtends op om te schrijven. Met potlood, staand aan een lessenaar, produceerde hij dagelijks zo'n vijfhonderd woorden. Tegen de middag was hij klaar. Haruki Murakami (1949) volgt een vergelijkbaar patroon: om vier uur opstaan, zes uur schrijven, hardlopen en muziek luisteren.
Aan de andere kant van het spectrum vinden we Vladimir Nabokov (1899 - 1977), die zijn beste werk 's nachts produceerde. Ook Franz Kafka (1883 - 1924) schreef voornamelijk 's nachts, wat logisch was aangezien hij overdag een kantoorbaan had bij een verzekeringsmaatschappij.
De excentriekelingen
Sommige schrijvers hadden bepaald eigenaardige gewoontes. Friedrich Schiller (1759 - 1805) kon bijvoorbeeld alleen schrijven als er rottende appels in zijn bureau lagen - hij beweerde dat de geur hem inspireerde. Zijn vrouw Charlotte werd er half gek van en probeerde stiekem de appels te vervangen door verse, maar Schiller had het meteen door. "Deze appels zijn te fris voor mijn muze!", riep hij dan verontwaardigd uit. (Schiller en landschapsbureaus? Geen succes!)
Victor Hugo (1802 - 1885) had een nog drastischere oplossing voor writer's block: hij schreef naakt en liet zijn bediende zijn kleren meenemen. Zo kon hij het huis niet uit voordat zijn dagelijkse schrijfquotum bereikt was. Op een dag was er brand in de buurt en moest hij in allerijl een gordijn van de muur rukken om zich te bedekken - een tafereel dat nog lang het gesprek van de dag was in Parijs.
Agatha Christie (1890 - 1976) nam dan weer graag een bad terwijl ze nadacht over haar verhalen. Ze at daarbij appels die ze netjes op de rand van het bad rangschikte. Dan klinkt de gewoonte van Dan Brown (1964), die elk uur een pauze neemt om opdrukoefeningen te doen, plotseling heel normaal. Meer bewegingstips vind je trouwens in deze blog.
De disciplinanten
Stephen King (1947) staat bekend om zijn ijzeren discipline: elke dag schrijft hij minstens 2000 woorden, zonder uitzondering.
Maya Angelou (1928 - 2014) huurde een hotelkamer waar ze elke dag van 6.30 uur tot 14.00 uur schreef, met alleen een Bijbel, een woordenboek en een fles sherry bij zich.
Charlotte Brontë (1816 - 1855) had een heel andere aanpak: zij schreef tussen de huishoudelijke taken door, vaak aan de keukentafel. Terwijl ze aardappels schilde of deeg kneedde, dacht ze na over haar verhalen. 's Avonds, als het huishouden klaar was, schreef ze alles op. Ze liep ook eindeloos rondjes om de keukentafel terwijl ze haar dialogen hardop uitsprak - tot grote verwarring van hun dienstmeisje Tabby, die er heilig van overtuigd was dat het huis behekst was als ze Charlotte weer eens midden in de nacht hoorde mompelen over mysterieuze landhuizen en geheimzinnige vrouwen op zolder.
De balanceerkunstenaars
Toni Morrison (1931 - 2019) schreef haar eerste boeken terwijl ze als alleenstaande moeder twee kinderen grootbracht én een voltijdbaan als redacteur had. Ze stond om vier uur 's ochtends op om te schrijven voordat haar kinderen wakker werden. Ik moet eerlijk toegeven dat ik haar werk niet ken, maar op basis van voorgaande zin wel geneigd ben om eens in de bib te duiken. één van haar boeken op mijn leeslijst.
J.K. Rowling (1965) schreef grote delen van Harry Potter in cafés terwijl haar baby sliep, omdat ze thuis geen verwarming kon betalen. Spoiler alert: de blog van volgende week gaat over schrijven op verplaatsing.
Mijn eigen plek in dit verhaal
Als ik mezelf ergens moet plaatsen in dit spectrum van schrijversroutines, dan behoor ik tot het kamp van de 'vroege disciplinanten'. Net als Hemingway en Dickens trek ik vroeg in de ochtend tijd uit voor mijn schrijfwerk. Soms droom ik ervan om, zoals Maya Angelou, mezelf enkele dagen terug te trekken voor een schrijfretraite. Helemaal alleen zijn met mijn verhalen, ver weg van de dagelijkse beslommeringen. Maar dan bekruipt me meteen de praktische kant: wie zorgt er voor het huishouden? Zijn de katten wel op tijd binnen? Het illustreert perfect de spagaat waarin veel moderne schrijvers zich bevinden - de droom van ongestoord kunnen schrijven versus de realiteit van dagelijkse verantwoordelijkheden.
De gouden regel
Als er één ding duidelijk wordt uit al deze verschillende routines, is het wel dit: er is geen één-size-fits-all aanpak voor het schrijverschap. De truc is om je eigen ritme te vinden, een routine die past bij jouw leven, jouw energie en jouw creatieve proces. Want uiteindelijk zijn het niet de excentrieke gewoontes of de strikte schema's die een schrijver maken - het is de toewijding aan het ambacht, in welke vorm dan ook.