Van idee naar mens van papier
Wekenlang ben je ermee bezig: het ontwikkelen van je hoofdpersonage. Voor een kortverhaal ben je als auteur doorgaans sneller klaar dan voor een complexe roman. Je hebt een verhaalidee en begint te kneden. Het verhaal moet kloppen en het personage ook. Hij of zij krijgt een verleden, een familie, een karakter, grote en kleine kantjes, hobby’s, muzikale voorkeuren, een uiterlijk... noem maar op.
Soms borrelen die kenmerken vanzelf naar boven en andere keren moet je echt diep graven. Dan stel je jezelf de ene vraag na de andere. Hoe praat deze persoon? Wat zou hij eten bij het ontbijt? Wat ligt er op zijn nachtkastje? Welke geur doet hem denken aan vroeger?
Geboortedatum en sterrenbeeld
Een vast onderdeel in mijn proces is de geboortedatum. Mijn personages krijgen er steevast een. Daarna vraag ik aan Google op welke dag van de week die datum viel en kijk ik meteen naar het sterrenbeeld. Niet dat ik ook maar íets van astrologie ken (behalve de gebruikelijke clichés) maar toch. Het moet kloppen of het moet op z’n minst kúnnen kloppen.
Voor mijn huidige hoofdpersonage koos ik een vrijdag in februari. Hij is dus een waterman. Volgens de klassieke beschrijvingen horen daar eigenschappen bij als onafhankelijk, creatief, ruimdenkend en eigenzinnig. Alleen: het leven laat zich niet altijd netjes samenvatten in horoscoopkenmerken. Mijn hoofdpersonage heeft een paar trauma's in zijn rugzak, waardoor die waterman-kantjes niet altijd even duidelijk aan de oppervlakte komen. En toch: ze zitten er, ergens. Ook dat is onderdeel van het verhaal.
(Met een waterman-partner, een waterman-dochter en mijn eigen vissen-sterrenbeeld zijn de watertekens hier in huis ruim vertegenwoordigd!)
De zoektocht naar de juiste naam
En dan komt dat ene moment waarop je beseft: dit geesteskind moet nog een naam hebben. Een naam die past bij wie hij of zij is, bij waar hij of zij vandaan komt en bij de gevoelslaag van het verhaal. En, ook belangrijk, een naam die niet meteen aan iemand uit mijn omgeving kan gelinkt worden.
Ik schreef eerder al over mijn neiging om steevast voor vrouwennamen te kiezen die eindigen op een klinker. En ik dacht zelfs dat ik het voor Amerikalei volledig onder controle had. Maar niet dus... Ach, het is alvast niet de letter "e" deze keer.
Een beetje mijmeren
Het deed me terugdenken aan hoe mijn man en ik destijds een naam kozen voor onze dochter. We begonnen met een lange lijst die we steeds verder inkortten. Tot er een paar namen overbleven waarvan we dachten: dit is 'm. Uiteindelijk kozen we er eentje waarvan we hoopten dat die bij haar karakter en temperament zou aansluiten. En het was een match made in heaven!
De juiste klank bij het juiste gezicht
In Amerikalei speelt een man de hoofdrol. Hij is van buitenlandse origine, al spreekt hij in mijn hoofd platter Antwerps dan ik zelf doe. Maar dat land van herkomst was allesbepalend voor zijn naam.
En dus begon het: een rondje Google op zoek naar populaire jongensnamen in zijn geboorteland in de periode rond zijn geboortejaar. Ik vond er een paar. Daarna was het weer aan mij: voelen, aftoetsen en schrappen. Tot ik een naam vond die klopte.
Van roepnaam tot realiteit
Wat me pas nadien opviel: ik koos bewust een naam waarvan ik vermoedde dat hij als ‘moeilijk’ zou worden ervaren. Moeilijk uit te spreken, moeilijk te onthouden of moeilijk te plaatsen. En dus gaf ik mijn personage meteen ook een roepnaam mee. Of liever: ik gaf zijn omgeving een aantal roepnamen om op terug te vallen. Want zo werkt het vaak in het echte leven. Mensen zoeken naar een houvast en taal is daarin een dankbaar hulpmiddel.
In het echte leven stel je een lijstje op en kies je een naam waarvan je hoopt dat ze past bij het kind en haar karakter. In verhalen gaat het net andersom. Dan komt het karakter eerst en volgt de naam daarna. In het echte leven wil je bijnamen en roepnamen vermijden. In mijn roman spelen ze een belangrijke rol.
Wordt vervolgd
Hij is er dus: de naam. Samen met een gezicht, een geschiedenis en een huis. Maar daarover vertel ik binnenkort meer.