Overslaan naar inhoud

Schrijven met AI – of niet?

25 mei 2025 in
Joeri Puttevils
| Nog geen reacties

“Hoe ziet hij eruit?”

“Wie?”

“Je hoofdpersonage. Die man van vijfendertig die alles controleert behalve zijn eigen verleden.”

Ik neem een slok thee. “Hij is gespierd, maar niet het type dat zichzelf graag bekijkt. Kort haar. Soms geschoren, soms niet. En altijd dat oude trainingsjack. Herinnering aan vroeger, denk ik.”

“En vanbinnen?”

“Hij spaart. Niet alleen geld. Ook woorden. Geheimen. Hij heeft een soort ruw fatsoen dat je pas merkt als hij iets stoms doet. En dat doet hij nogal eens.”

“Hm.”

Het klinkt als een gesprek tussen twee mensen op café. Zo’n babbel na een middagje shoppen met een vriendin, ergens tussen tweede thee en eerste twijfel.

Maar ik zit alleen. Aan mijn bureau. Mijn gesprekspartner woont in de cloud.

Ik brainstorm. Met ChatGPT. Over een personage. En over hoe alle stukjes in elkaar moeten passen.

Ik ben niet de enige. Steeds meer mensen gebruiken artificiële intelligentie als klankbord. Zo ook schrijvers. Sommigen voor de structuur, anderen om hun stijl te verfijnen, of simpelweg om grammaticale knopen te ontwarren. En toch: zodra je het onderwerp ter sprake brengt, merk je het meteen. De sfeer verandert.

AI. Twee letters. Meer heeft het niet nodig om de sfeer te doen kantelen.

Vraag op een forum wat anderen er van vinden en je krijgt vijftien meningen terug. De één noemt het “een handig hulpmiddel”, de ander “moreel twijfelachtig” of zelfs “gevaarlijk terrein”. En vooral: als je er gebruik van maakt, vertel het dan liever niet te luid. Want wie zich laat helpen door een robot, kan moeilijk nog au sérieux genomen worden… toch?

En toch doe ik het wel eens. Niet omdat ik geen mensen ken die me zouden willen helpen, integendeel. Maar soms ben ik nog niet klaar om iets te delen. Dan zit ik met een personage dat niet wil leven, een scène die rammelt of een twijfel die nog niet rijp is om uit te spreken. Ik wandel. Ik herlees. Ik pieker. Maar soms blijft het malen. En dan open ik ChatGPT. 

Niet als eindredacteur. Niet als co-auteur. Gewoon als iets dat analyseert. Dat vragen stelt die ik zelf nog niet bedacht had. Of die mijn warrige probeersel omzet in een eerste richting. De kans is trouwens groot dat de verwarring enkel groeit en het programma zichzelf binnen de kortste keren gaat tegenspreken. Dat is een risico dat je moet incalculeren. 

Schuldig of slim?

Europa heeft met de AI Act intussen een eerste wetgevend kader goedgekeurd. Die wet verplicht AI-bedrijven om transparant te zijn over hoe hun systemen werken en wat ermee gemaakt is. Bij generatieve AI – zoals ChatGPT – moet het bijvoorbeeld duidelijk zijn dat de output niet van een mens komt.

En dan komt de vraag vanzelf: als ik AI gebruik tijdens het schrijfproces, zonder dat AI ook maar één flard tekst schrijft, moet ik dat dan ook vermelden? Ben ik nog de enige auteur van mijn tekst?

Over dat auteurschap gesproken: AI is een taalmodel, een kunstmatig neuraal netwerk, dat teksten kan genereren op basis van voeding die veelal van het internet is geplukt. En dit zonder zonder dat de oorspronkelijke auteurs hiervoor toestemming gaven of een vergoeding kregen. (Al gemerkt dat boeken tegenwoordig de vermelding bevatten dat datamining niet is toegestaan? Bij deze weet je hoe dat komt.)

Moet ik me dan slim voelen omdat ik een handigheid als AI gebruik of net schuldig? 

De Authors Guild (de Amerikaanse beroepsvereniging voor schrijvers) stelt dat je AI gerust mag gebruiken als brainstormpartner of voor herschrijven – maar laat het jouw stem niet overnemen. En als AI méér doet dan enkel ondersteunen, moet je dat ook durven benoemen. Naar je uitgever. En naar je lezer.

Wat je niet ziet

En dan is er nog iets wat vaak over het hoofd wordt gezien: de ecologische voetafdruk van AI. Systemen zoals ChatGPT draaien op gigantische serverparken die dag en nacht stroom verbruiken en voortdurend gekoeld moeten worden. Elke prompt, elk gegenereerd antwoord, activeert complexe rekenkracht en dat vraagt energie. Veel energie.

Gebruik AI dus niet als vervanging van een klassieke zoekmachine. Waar Google of Bing vooral bestaande websites raadplegen via een efficiënte index, genereert een taalmodel telkens opnieuw tekst op basis van miljoenen parameters. Daardoor verbruikt een AI-opdracht al snel drie tot tien keer meer stroom dan een gewone zoekopdracht (!).

AI is dus geen duurzaam alternatief voor een snelle weetvraag. Wil je brainstormen, herformuleren of reflecteren? Dan kan het een waardevol hulpmiddel zijn. Maar voor snelle feiten of praktische info blijft een klassieke zoekmachine de duurzamere keuze. Vraag AI dus niet hoe laat de zon opgaat in Timbuktu, zoek het op een andere manier uit. 

Ervaringen die blijven hangen

Onlangs las ik het verhaal van een auteur die teleurgesteld was in de manuscriptbeoordelingen die ze kreeg. Ze had twee mensen feedback gevraagd: een redacteur en een collega-schrijver. Hun reacties konden niet meer van elkaar verschillen, en geen van beiden gaf écht antwoord op haar vragen: leeft het verhaal? Spreken de personages aan? Heeft het potentie?

Uit frustratie begon ze AI in te schakelen. Eerst voor spelling en structuur. Maar toen ze fragmenten begon voor te leggen, merkte ze dat AI iets deed wat de anderen hadden nagelaten: het begon met positieve feedback. Menselijke, constructieve opmerkingen. En vooral: het ging wél in op het verhaal. Niet op de komma’s, maar op de kern. Dat raakte haar.

Ik vond dat opmerkelijk. En ergens ook herkenbaar.

Geen heilige graal, maar ook geen monster

Ik wil er geen rozengeurverhaal van maken. AI is geen wondermiddel. Het is ook niet ‘beter’ dan menselijke feedback. Wat het wel is: direct en beschikbaar. 

Maar ik blijf alert. Want ik weet dat het systeem dat mij feedback geeft, gevoed is met werk van anderen. Ongevraagd. Onbetaald. En dat wringt. Ik ben niet naïef: als ik AI gebruik, werk ik met een systeem dat voortkomt uit iets wat ik zelf als schrijver niet zou willen meemaken. En tegelijk: ik bén schrijver. En ik wil verder met mijn werk.

Er bestaat voorlopig geen “zuivere” AI. Maar de discussies zijn gestart. Sommige platformen werken aan certificaten voor ‘fairly trained’ AI – modellen die wél op legaal verkregen data gebouwd zijn. Tot dan: blijft het zoeken naar evenwicht. En eerlijkheid.

“Als AI ons gaat overnemen…”

En dan was er dat interview met muzikant Daan Stuyven in Gazet van Antwerpen. (Eindelijk een reden gevonden om Daan in de blog te steken!) Hij gebruikte AI voor het artwork van zijn meest recente plaat. Niet omdat het sneller ging. Of goedkoper. Maar omdat het leuk was. Speels. Uitdagend. Hij zei iets dat bleef hangen: “Als AI ons gaat overnemen, dan mismeester ik het liever zelf eerst.”

Daar zit iets in. De technologie is er. Je kunt ervoor weglopen. Je kunt je ertegen verzetten. Of je kunt kijken wat het voor jou kan betekenen - op jouw voorwaarden. Niet als vervanger. Maar als iets tussen de thee en de twijfel.

En jij?

Gebruik jij artificiële intelligentie in je schrijfproces? Of vermijd je het bewust? Ben je nieuwsgierig, sceptisch of stiekem al overtuigd?

Laat het me weten in een reactie hieronder of stuur me een berichtje. Ik ben benieuwd hoe jij naar deze digitale schrijfhulp kijkt!

Aanmelden om een reactie achter te laten