“Jana!”
Jana schoot op uit haar mijmeringen en zag een vrouw met een warme glimlach naar haar toestappen. De vrouw was niet erg groot en ietwat gezet. Ze droeg een lange wollen jas en een donkerpaarse sjaal, die goed paste bij het montuur van haar bril. Het was Oda Vik, de dorpsdominee.
“Goedemorgen,” groette Jana terug, nieuwsgierig naar waarom ze werd aangesproken.
“Ik hoop dat ik je niet stoor, maar ik vroeg me af of je tijd hebt om me te helpen,” begon Oda, haar toon voorzichtig en vriendelijk. “We zijn bezig met de voorbereidingen voor het Luciafeest en normaal gesproken helpt je zus me met het bakken van de broodjes, maar… Ik durf het haar dit jaar echt niet te vragen. Ze heeft het zo druk met de winkel en de warme maaltijden, nu Ellinor moet rusten.”
Ellinor, het brave schaap dat zoveel impact heeft op de rest van de kudde, dacht Jana ietwat sarcastisch.
“Dat begrijp ik. Al is het wel zo dat ik niet zo’n goede kok ben als Laura.”
“Oh, dat is geen probleem. Er kan weinig misgaan met Luciabroodjes. En ik blijf natuurlijk in de buurt.”
“In dat geval…” Het was eruit voor Jana besefte wat ze had gezegd.
“Schitterend!” Oda Vik wreef in haar handen. “Ik ben er zeker van dat Laura het geweldig vindt. We bakken traditionele lussekatter, dat zijn heerlijke saffraanbroodjes. En natuurlijk ook pepparkakor, waarmee we later huisjes maken. Wist je dat het Luciafeest eeuwenoude wortels heeft?”
“Euh, nee. Amalie heeft al wel verteld over de optocht van vrijdag.”
“De kinderen kijken daar elk jaar naar uit,” beaamde de dominee enthousiast.
Jana wist niet of het zo’n goed idee was om Amalie nog als een kind te bestempelen, al had ze zo’n vermoeden dat de dominee er wel mee weg zou komen.
“Het feest is genoemd naar Lucia van Syracuse en gaat terug tot de vierde eeuw,” ging Oda Vik verder. “Zij bracht volgens de legende voedsel naar de christenen die zich verstopten in Romeinse catacomben en ze verlichtte haar weg met een krans van kaarslicht op haar hoofd. Het feest werd in Scandinavië populair als symbool van licht in de duistere wintertijd.”
“En die euh broodjes?”
“Lussekatter. Ze zijn een belangrijk deel van de viering. Door de saffraan hebben ze een prachtige gouden kleur. Ze zijn een beetje zoet en ruiken heerlijk. Maar dat merk je morgen zelf wel. Kom je tegen tien uur naar mij thuis? Ik woon in het huis naast de kerk.”
“Woont Hedda Møller daar niet?”
“Je bent al aardig ingeburgerd! Je moet in het huis aan de andere kant van de kerk zijn, dat is de domineeswoning.”
Jana vroeg zich af hoe het was om dominee te zijn in zo’n kleine gemeenschap. Oda Vik leek het wel naar haar zin te hebben als lokaal feestcomité. Ze straalde uit dat ze midden in de gemeenschap stond en alles wist over haar dorpsgenoten. Privacy en anonimiteit, concludeerde Jana, bestonden niet in Vikøyri. Haar zou dat storen, maar voor sommige mensen moest het een zegen zijn.
“Het lijkt me best intens om zo’n centrale rol in een kleine gemeenschap te hebben.”
“Dat is het soms ook,” gaf Oda toe, “maar het is ook heel waardevol. Het Luciafeest is trouwens een van mijn favoriete momenten in het jaar. Het herinnert ons eraan dat er, zelfs in de diepste duisternis, altijd licht is.”
Pastoors en dominees klonken écht hetzelfde, bedacht Jana. Misschien moest ze nog maar eens opzoeken wat het verschil precies was tussen katholieken en lutheranen. Het had iets met het protestantisme te maken, wist ze. Maar hoe de vork precies in de steel zat? Ze kon het de volgende dag natuurlijk ook gewoon vragen. Want ze ging dus broodjes bakken. Zuchtend schudde ze haar hoofd. Deze vakantie werd steeds gekker.
“Nu moet ik rennen,” sloot de dominee het gesprek af. “Maar ik zie je dus morgenvroeg. Je hoeft niets mee te brengen, ik heb alles in huis.”
Woensdag 11 december 2024